Print

Constantijn I & Hillel II: Twee Mannen Die de Hele Wereld Misleid Hebben

2 Mannen [Constantijn + Hillel] ÷ 2 Agenda’s = 1 Mega Misleiding

In vierde eeuw G.T., werd de oude Sabbat verdrongen door de zaterdag door een verandering in de kalenders.
De ware Sabbat van de Schrift ging verloren.

Een van de grootste fraudes in de wereldgeschiedenis werd bijna 1.700 jaar geleden gepleegd met de acties van twee mannen. De Roomse keizer Constantijn beging een onheilspellende daad: hij verenigde zijn rijk door de zondag te promoten als de dag van Yahushua’s opstanding en verbood het gebruik van de Bijbelse kalender voor het berekenen van Pascha. Dit zette een reeks van reacties in gang. De Joodse leider Hillel II reageerde op de vervolging naar aanleiding van deze wetgeving met de wijziging van de Bijbelse kalender. Dit verving de ware Sabbat door de heidense zaterdag. Het was een ketting van acties en reacties van epische proporties. De vertakkingen gaan tot op de dag van vandaag door met elke Christen en Jood die aanbidt volgens de Gregoriaanse kalender.

ACTIE


Constantijn

De vierde eeuw was een enorme zee van verandering in de tumultueuze oceaanstroom van de geschiedenis. Het Christendom kreeg een steeds groter wordende aanwezigheid in het Romeinse Rijk, terwijl het heidendom de overheersende invloed bleef. De tijd was rijp voor iemand met de kracht en het initiatief om te profiteren van een unieke tijd in de geschiedenis.

St. Constantijn de Grote (ca. 272 – 337 G.T.) wordt algemeen beschouwd als de eerste “Christelijke” keizer van het Romeinse Rijk. De realiteit is dat hij in de eerste plaats een heiden was. Hij liet zich kort voor zijn dood dopen, maar hij behield zijn positie als hoofd van de staatsgodsdienst en droeg de titel Pontifex Maximus tot aan zijn dood.[1] Zelfs de Katholieken geven toe dat Constantijn het ambt van pontifex maximus behield na zijn zogenaamde ‘bekering’.[2]

Constantijn was tevens een briljant strateeg met een politieke agenda. Hij wilde de twee invloedrijkste facties in zijn rijk verenigen: heidenen en Christenen. Joden waren een verachte minderheid wiens invloed moest worden beperkt en gemarginaliseerd. Daarom waren Constantijns inspanningen om zijn rijk te verenigen gericht op het vinden van een gemeenschappelijke basis om de heidenen en westerse, heidense Christenen te verenigen. Hij vond dit op de zondag van de heidense, planetaire week.

De vroege Juliaanse kalender had, net als die van de Romeinse Republiek ervoor, een achtdaagse week. De letters A tot en met H vertegenwoordigden de dagen van de week. In die tijd gebruikten verschillende landen verschillende middelen om de tijd bij te houden en binnen het Romeinse Rijk zelf waren er regionale verschillen in de Juliaanse kalender. De heidense zevendaagse planetaire week kwam in de eerste eeuw v.Chr. naar Rome.[3]

Ondanks de opkomst van de planetaire week, bleef de vroege Juliaanse kalender nog enige tijd een achtdaagse week gebruiken. “De nundinale [achtdaagse] cyclus werd uiteindelijk vervangen door de moderne zevendaagse week, die voor het eerst in Italië in gebruik werd genomen tijdens de vroege keizerlijke periode [4] nadat de Juliaanse kalender in 45 voor Christus van kracht was geworden. Ook voor de [zevendaagse] week werd het systeem van de nundinale letters aangepast… Een tijdje bestonden de week en de nundinale cyclus naast elkaar, maar tegen de tijd dat de week officieel werd aangenomen door Constantijn in 321 na Christus, was de nundinale cyclus buiten gebruik geraakt.” [5] Terwijl de heidense planetaire week van zeven dagen bekend was bij de Romeinen en regionaal werd gebruikt, was de Juliaanse kalender in gebruik tijdens en onmiddellijk na het leven van Yahushua, en was nog steeds een achtdaagse week.

Dit feit wordt ondersteund door archeologisch bewijs: de Juliaanse fasti, die vandaag de dag nog steeds bestaan, tonen ofwel achtdaagse weken of vermelden zowel achtdaagse als zevendaagse weken op dezelfde kalender.

Het verval van de achtdaagse week viel samen met de uitbreiding van Rome. . . . De astrologische [planetaire] en Christelijke zevendaagse weken die net in Rome waren ingevoerd, werden ook steeds populairder. Er zijn aanwijzingen dat de Romeinse achtdaagse week en die twee zevendaagse cycli enige tijd gelijktijdig werden gebruikt. Het naast elkaar bestaan van twee wekelijkse ritmes die volledig uit fase met elkaar waren, kon natuurlijk niet lang worden volgehouden. Een van hen moest duidelijk wijken. Zoals we allemaal weten, was het de achtdaagse week die al snel voor altijd van de pagina's van de geschiedenis verdween.[6]

Dit was niet een plotselinge transformatie. Toen de zevendaagse planetaire week aan populariteit won, werd het gebruik van de letters (A t/m G) om de dagen aan te geven aan de kant geschoven en werden de dagen van de week genoemd naar de planetaire goden.

Het lijdt geen twijfel dat de verspreiding van de Iraanse [Perzische] mysteries een aanzienlijk aandeel heeft gehad in de algemene aanvaarding, door de heidenen, van de week met de zondag als heilige dag. De namen die we voor de andere zes dagen onbewust gebruiken, kwamen in gebruik op hetzelfde moment dat het Mithraïsme zijn aanhangers won in de provincies in het Westen, en men is niet voorbarig in het leggen van een verband van toeval tussen zijn triomf en het daarmee gepaard gaande fenomeen.[7]

Archeologisch bewijs toont aan dat Christenen hun grafinscripties dubbel dateerden, waarbij ze zowel de zonne-Juliaanse datum als de overeenkomstige datum op de luni-solaire Bijbelse kalender gaven. Op een van die inscripties, gedateerd vrijdag 5 november 269 n.Chr. staat: “Tijdens het consulaat van Claudius en Paternus, op de Nones van november, op de dag van Venus en op de 24e dag van de maanmaand, plaatste Leuces [dit gedenkteken] aan haar zeer dierbare dochter Severa, en aan Uw Heilige Geest. Ze stierf [op de leeftijd] van 55 jaar en 11 maanden, [en] 10 dagen.”[8]

Roman Stick Calendar from the Baths of TitusDeze ‘stok’-kalender uit de Thermen van Titus, gemaakt in 79 – 81 G.T. toont Saturnus, die zijn sikkel vasthoudt, als god van de 1e dag van de week (zaterdag). De zonnegod komt daarna (zondag), gevolgd door de maangodin (maandag) op de 3e dag van de week.

Dit was de situatie waarvan Constantijn gebruik maakte om zijn politieke agenda te bevorderen. Het was een delicate evenwichtsoefening die de heidense factie meer bevoordeelde dan de Christelijke. Eerst voerde hij een reeks wetten uit die de dag van de zon, dies Solis of zondag eerden. Op de oorspronkelijke planetaire week was zaterdag eigenlijk de eerste dag van de week. Zondag was de tweede dag van de week en vrijdag was de zevende dag.

De zon was echter Constantijns persoonlijke symbool. Hij had Sol Invictus (Onoverwinnelijke Zon) op zijn munten gegraveerd staan en het bleef zijn hele leven zijn persoonlijke motto. Het verhogen van de zondag was acceptabel voor heidenen en iets waar sommige christenen al een compromis over hadden gesloten. Tegen de tweede eeuw waren al veel Christenen (vooral in het westen) gekomen om de zondag te vereren als de dag van de opstanding van de Heiland. Dit was de opening die Constantijn nodig had om het heidendom en het Christendom te verenigen.

Onderschat de Zondagswet van Constantijn niet. Hij beval de viering ervan, of liever nog, hij verbood de openbare ontheiliging van de zondag. Niet onder de naam Sabbatum [Sabbath] of dies Domini [de dag des Heren], maar onder de oude astrologische en heidense titel, dies Solis [zondag], bekend bij al zijn onderdanen. Zo was de wet zowel van toepassing op de aanbidders van Hercules, Apollo en Mithras als op de Christenen. Er is in zijn wet geen enkele verwijzing naar het vierde gebod of naar de opstanding van Christus. [9].

Constantijn wordt gezien als een Christen, vanwege zijn zondagswet, maar zijn ‘zondagswet’ was opzettelijk dubbelzinnig. Hij wilde dat deze aanvaardbaar zou zijn voor zowel heidenen als Christenen!

Hoe een dergelijke wet de plannen van Constantijn zou bevorderen is niet moeilijk te ontdekken. Het zou een speciale eer verlenen aan het feest van de Christelijke kerk, [10] en het zou de heidenen zelf een kleine zegen opleveren. In feite is er niets in dit edict dat niet door een heiden zou zijn geschreven. De wet eert de heidense godheid die Constantijn had aangenomen als zijn speciale beschermgod, Apollo of de Zon. De naam van de dag leende zich voor deze dubbelzinnigheid. De term zondag (dies Solis) werd zowel onder Christenen als heidenen gebruikt. [11]

De zevendaagse planetaire week werd het voertuig voor verandering. Zowel de achtdaagse Juliaanse week als de zevendaagse Bijbelse week werden aan de kant geschoven voor de planetaire week van het Mithraïsme. Deze week kwam uit het heidendom, niet uit de Bijbel zoals hedendaagse Christenen aannemen. “De tijd was rijp voor een verzoeking van staat en kerk, waarbij ieder elkaar nodig had. Het was geniaal van Constantijn om dit te beseffen en ernaar te handelen. Hij bood de kerk vrede aan, op voorwaarde dat ze de staat zou erkennen en de keizerlijke macht zou steunen.’[12]

Constantijns zondagswet verzoende inderdaad heidenen met velen van de Christenen. Echter, diende het ook om een controverse naar voren te brengen die al meer dan 100 jaar woedde: wanneer het offer van de Verlosser te vieren. Tot die tijd aanbaden veel Christenen, vooral in het oosten, nog steeds op de zegendedag Sabbat en hielden eveneens de jaarlijkse feesten van Yahuwah, berekend aan de hand van de Bijbelse maan-zonne kalender. Zelfs velen die de zondagsaanbidding hadden omarmd, gebruikten nog steeds de Bijbelse kalender voor het berekenen van Pascha.

Het was een langlopend debat waarbij twee verschillende kalenders betrokken waren.

Easter: Pagan Passover

Pasen: Heidens Pas

Sinds de tweede eeuw n.Chr. bestond er een meningsverschil over de datum voor het vieren van Pesach (Pasen), het lijden / de passie (sterven, begrafenis en opstanding) van de Heer. De oudste praktijk hiervan lijkt te zijn geweest om de veertiende (Pesach-datum), vijftiende en zestiende dag van de maan-maand te vieren, ongeacht de dag van de [Juliaanse] week waarop deze data van jaar tot jaar kunnen vallen. De bisschoppen van Rome, die de zondag-viering willen bevorderen als kerkelijk feest, beslisten dat de jaarlijkse viering altijd moet worden gehouden op de eerste vrijdag, zaterdag en zondag die na de 14e dag van de maan-maand vallen. In Rome waren vrijdag, zaterdag en Paaszondag vastendagen en op zondag werd het vasten verbroken met deelname aan de communie. Deze controverse duurde bijna twee eeuwen, totdat Constantijn tussenbeide kwam namens de Romeinse bisschoppen en de andere groep verbood.[13]

Een verklaring van Eusebius van Caesarea onthult dat de kerken van Azië lang vastgehouden hebben aan de Pesach viering op Abib 14, terwijl de kerken in het westen al waren overgegaan op de heidense Paas-zondag:

Een niet onbelangrijke vraag rees in die tijd [laat tweede eeuw] voor de parochies van heel Azië, omdat uit een oudere traditie, gehouden op de veertiende dag van de maan, de dag waarop de Joden geboden werden het lam te offeren, gehouden diende te worden als het feest van het Pesach van de Verlosser. Het was daarom noodzakelijk hun vasten op die dag te eindigen, op welke dag van de [Juliaanse] week deze ook zou vallen. Maar het was geen gebruik van de kerken in de rest van de wereld om op dat moment het vasten te eindigen… [14]

De doorlopende weekcyclus van de Juliaanse kalender betekende dat het Bijbelse Pesach op Abib 14 kon vallen op elke willekeurige dag van de Juliaanse week. Zij die aandrongen op een Paasviering op de Juliaanse kalender stelden een decreet op, dat eiste dat alle Christenen de opstanding moesten vieren op Paas Zondag, in plaats van het Pesach op Abib 14. Zo verdrong de waarneming van een heidense feestdag, ogenschijnlijk ter ere van de opstanding van Jezus, het feest van Yahuwah ter herdenking van de dood van Yahushua.

Om deze reden werden synodes en vergaderingen van bisschoppen gehouden, en allen stelden, eensgezind, door onderlinge correspondentie een kerkelijk decreet op, dat het mysterie van de verrijzenis van de Heer alleen op de dag des Heren [zondag] gevierd mocht worden. En dat we alleen op deze dag het einde van het paasvasten in acht moeten nemen.[15]

The Resurrection: Easter? or First Fruits?

De Opstanding: Pasen? Of Eerste Oogst?

Zij die vasthielden aan de Bijbelse kalendering protesteerden direct tegen het eigenmachtige decreet van de westerse bisschoppen. In een brief aan Victor, de bisschop van Rome, verklaarde Polycrates dat hij vast geloofde in het blijven gebruiken van de Bijbelse kalender voor de viering van het Pascha. Zijn brief is van bijzonder belang voor Christenen vandaag de dag, omdat er Johannes de Geliefde en de apostel Filippus in staan die het Pascha houden! Eusebius vertelt:

Maar de bisschoppen van Azië, geleid door Polycrates, besloten vast te houden aan het oude gebruik dat aan hen was overgeleverd. Hijzelf zette in een brief die hij aan Victor en de kerk van Rome richtte, de volgende woorden uiteen over de traditie die hem was overgeleverd:

Wij observeren de exacte dag; noch toevoegend, nog wegnemend. Want ook in Azië zijn grote lichten in slaap gegaan, die allen zullen opstaan op de dag van de komst van de Heer, wanneer Hij met Heerlijkheid uit de hemel zal komen en alle heiligen zal zoeken. Onder hen zijn Filippus, een van de twaalf apostelen . . . en, bovendien Johannes, die zowel getuige als een leraar was, die aan de boezem van de Heer lag, en . . . in slaap ging in Efeze. En Polycarpus in Smyrnia, die bisschop en martelaar was . . . Zij allen vierden de veertiende dag van het Pascha volgens het Evangelie, in geen enkel opzicht afwijkend, maar volgens de regel van het geloof. [16]

Als de gelovigen in Azië weigerden de Bijbelse kalender voor het berekenen van het Pascha op te geven, dan hadden ze waarschijnlijk ook geweigerd de ware Sabbat, berekend met dezelfde Bijbelse kalender, op te geven. De Bisschop van Rome “probeerde onmiddellijk de parochies van heel Azië af te snijden van de gemeenschappelijke eenheid, met de kerken die het als heterodoxe met hen eens waren; en hij schreef brieven en verklaarde alle broeders daar volledig te ex-communiceren.”[17]

Het is belangrijk op te merken dat er nooit enige discussie plaatsvond over wanneer de opstanding daadwerkelijk plaatsvond. Beiden erkenden dat dit geschiedde op 16 Abib van de maan-zonnekalender. Het meningsverschil als opgemerkt in bovenstaand citaat, ging om wanneer het gevierd moest worden. Data werden vastgesteld aan de hand van kalenders, dus uiteindelijk, was het een meningsverschil over welke kalender gebruikt moest worden om de viering te bepalen. Om werkelijk Christenen en heidenen te verenigen, moest de viering van de kruisiging en opstanding worden overgebracht van de Bijbelse maan-zonnekalender naar de heidense, Juliaanse zonnekalender. Vier jaar na de decreten ter verhoging van de zondag in 321 n.Chr. riep Constantijn in 325 het Concilie van Nicea bijeen om dit debat te beslechten.

Niet langer zou de Verlossers opoffering gevierd worden op de 14e, 15e en 16e dag Abib op de maan-zonnekalender. In de toekomst zouden deze gedenkingen verplaatst worden naar de vrijdag, zaterdag en paaszondag op de Juliaanse kalender, die kunnen zwerven tussen 20-22 maart en 22-25 april. De bisschop van Rome, zelf verlangend naar meer macht en invloed, gebruikte het gewicht van zijn invloed bij Constantijn. “Tegen de tijd van Constantijn was de afvalligheid in de kerk klaar voor de hulp van een bevriende burgerlijke heerser om de ontbrekende kracht van dwang te leveren.”[18]

Constantijn benadrukte dat de Joodse kalender niet langer gebruikt mocht worden voor het berekenen van deze data.

Tijdens het Concilie van Nice [Nicea] knapte het laatste draadje dat het Christendom verbond met de moederstam. Het paasfeest wordt tot op heden grotendeels gevierd op hetzelfde moment als het Joodse Pascha/Pesach, en wel op de dagen die door het Synhedrion [Sanhedrin] in Judea waren berekend en vastgesteld voor de viering ervan; maar in de toekomst zou de naleving ervan volledig onafhankelijk worden gemaakt van de Joodse kalender: “Want het is buitengewoon ongepast dat we op dit heiligste feest de gewoonten van de Joden zouden volgen. Laten we voortaan niets gemeen hebben met dit verfoeilijke volk; onze Heiland heeft ons een andere weg gewezen. Het zou werkelijk absurd zijn als de Joden zouden kunnen opscheppen dat we niet in staat zijn om het Pascha te vieren zonder hun regels (berekeningen).” Deze opmerkingen worden toegeschreven aan keizer Constantijn. . . [en werden] het leidende principe van de Kerk dat nu over het lot van de Joden zou beslissen. [19]

Constantijn bereikte drie dingen, waarvan de rimpeleffecten tot op de dag van vandaag weerklinken:

1. Standaardiseerde de planetaire week van zeven dagen, waardoor dies Solis (zondag) de eerste dag van de week werd, met dies Saturni (zaterdag) als laatste dag van de week.
2. Verhoogde Pasen en garandeerde dat het ware Pascha en het heidense pasen zelden of nooit op dezelfde dag zouden vallen.
3. Verhoogde dies Solis tot de dag van aanbidding voor zowel heidenen als Christenen.

Het lange termijneffect was dat “Paaszondag” het Christelijke paradigma binnenkwam als De Dag van de Opstanding van Christus. Het gevolg van deze herschikking van de tijdberekening was dat de dag voorafgaand aan paaszondag, zaterdag, voor altijd De Ware Bijbelse Sabbat werd. Dit is de ware betekenis van Constantijns Zondagswet” en legde hiermee de basis voor de moderne veronderstelling dat er altijd een continue wekelijkse cyclus heeft bestaan. [20]

Het resultaat van Constantijns daden was in feite in het voordeel van de heidense factie van het rijk. De corrupte bisschoppen van Rome waren echter in staat om deze acties als gunstig voor Christenen te presenteren. “Tegen de tijd van Constantijn was de afvalligheid in de kerk klaar voor de hulp van een vriendelijke burgerlijke heerser om de ontbrekende dwangkracht te leveren.”[21] De ware maan-zonnekalender, overgeleverd vanaf de Schepping en door Mozes, was verloren gegaan.

Resultaat

Het resultaat van Constantijns oecumene werd snel voelbaar. Allen die weigerden het gebruik van de Bijbelse kalender voor het berekenen van Pesach op te geven, voelden de zware hand van onderdrukking op hen vallen. De zoon van Constantijn, Constantius, ging nog een stap verder in de daad van zjin vader en verbood ook het gebruik van de Bijbelse kalender voor Joden. Historicus David Sidersky merkte op: “Het was onder Constantius niet meer mogelijk om de oude kalender toe te passen.”[22]

In de daaropvolgende jaren gingen de Joden door “ijzer en vuur”. De Christelijke keizers verboden de Joodse berekening van de kalender en stonden de aankondiging van de feestdagen niet toe. Graetz zegt: “De Joodse gemeenschappen bleven volslagen twijfelen over de belangrijkste religieuze beslissingen: met betrekking tot hun festivals. “Het onmiddelijke gevolg was de vaststelling en berekening van de Hebreeuwse kalender door Hillel II [23]

Changeling: Christians becoming Pagan

Wisseling: Christenen worden Heidens

De daad van Constantius had ook invloed op apostolische Christenen. Terwijl Tertullianus [24] onthult dat heidense Christenen hun aanbidding al in de tweede eeuw naar de “dag van de zon’ verplaatsten, hielden anderen zich meer dan 1000 jaar vast aan de ware Sabbat. Bijna 40 jaar na het Concilie van Nicea bracht het Concilie van Laodicea (ca. 363-364) een verklaring uit waarin werd geëist dat Christenen op de Sabbat werken en zich onthouden van werk op de dag des Heren. Dit decreet, luidt vertaald in het Nederlands:

Christenen zullen niet Joods zijn en op zaterdag niets doen, maar zullen op die dag werken; maar de dag des heren zullen zij in het bijzonder eren, en als Christenen zullen zij, indien mogelijk, op die dag geen werk verrichten. Als ze echter worden betrapt op Judaïsme, zullen ze van Christus worden uitgesloten.

Volgens de Rooms-Katholieke bisschop en geleerde, Karl Josef von Hefele (1809-1893), is het gebruik van het woord ‘zaterdag’ in bovengenoemd citaat onjuist. In het origineel, was het gebruikte woord Sabbat of Sabbato en niet dies Saturni of zaterdag.

Quod non oportet Christianos Judaizere et otiare in Sabbato, sed operari in eodem die. Preferentes autem in veneratione Dominicum diem si vacre voluerint, ut Christiani hoc faciat; quod si reperti fuerint Judaizere Anathema sint a Christo.

Christenen ten tijde van de kalenderaanpassing waren niet verward over het feit dat zaterdag de Sabbat was. Iedereen wist dat dies Saturni onlangs verplaatst was van de eerste dag van de heidense, planetaire week, naar de laatste dag . . . terwijl Sabbato de zevende dag was op de Joodse luni-solaire kalender waarmee niemand die macht had geassocieerd wilde worden. Nogmaals, dit waren twee verschillende dagen op twee afzonderlijke kalendersystemen.[25]

De politieke macht van Rome verleende steun aan de religieuze decreten van Constantijn en Constantius. Terwijl sommige geleerden ten onrechte aannamen dat het conflict ging over zaterdag versus zondag, onthult de historische realiteit dat mensen van die tijd zich terdege bewust waren van het bestaan van de Bijbelse luni-solaire kalender en hoe deze toe te passen. Veel gelovigen in het oosten of voorbij het bereik van het Romeinse Rijk peinsden er niet over om de Bijbelse tijdregistratie op te geven. “Die Christenen die op zoek waren naar een uitweg uit hun problemen met het houden van de Sabbat, kregen meer respect voor de eerste dag van de [Juliaanse] week. Maar anderen aan de rand van het rijk, waar antisemitisme niet bestond, zetten hun verering van de zevendedag Sabbat voort.”[26]

REACTIE


Hillel II

Net zoals Constantijn de kracht was achter een daad die uiteindelijk leidde tot de vernietiging van de Bijbelse kalender voor gebruik door Christenen, was een andere man, een Jood, verantwoordelijk voor een reactie die gevolgen had die net zo ver reikten.

“ Het uitroepen van de nieuwe maand door waarneming van de nieuwe maan, en het nieuwe jaar door de komst van de lente, kan alleen door het Sanhedrin. In de tijd van Hillel II, de laatste President van het Sanhedrin, verboden de Romeinen deze praktijk. Hillel II was daarom gedwongen zijn vaste kalender in te stellen, waarmee hij in feite de goedkeuring vanuit het Sanhedrin gaf voor de kalenders van alle toekomstige jaren.” “De Joodse Kalender en Feestdagen (incl. Sabbat):

De Joodse Kalender: Verandering van de Kalender." http://www.torah.org.

Voorafgaand aan de verwoesting van Jeruzalem, had de Hoge Priester de leiding over de kalender. “Terwijl het Sanhedrin (Rabijnse Hooggerechtshof) in Jeruzalem voorzat, was er geen vaste kalender. Ze evalueerden elk jaar om te bepalen of het een schrikkeljaar moest worden verklaard.”[27] Deze taak viel toe aan de president van het Sanhedrin toen het priesterschap niet meer bestond.

“Onder de regering van Constantijn (337-362) bereikten de vervolgingen van de Joden zo’n hoogtepunt dat … de berekening van de kalender [werd] verboden en zwaar bestraft.”[28] Het was een reactie op deze situatie dat Hillel II, President van het Sanhedrin, de buitengewone stap zette in 356 G.T. om de oude Bijbelse kalender te wijzigen om de Joden gemakkelijker te laten samenleven met de Christenen.

Na Hillel II

Verre gemeenschappen hoefden niet langer te wachten op boodschappers van de president van het Sanhedrin om hen te laten weten wanneer een nieuwe maand was begonnen. Elke gemeenschap zou voortaan zelf kunnen bepalen wanneer een nieuwe maand begon en wanneer er een 13e maand bij kwam.

De “Vaste” Kalender

Toen Hillel II de kalender ‘vast’ zette, calculeerde hij schrikkel-jaren in op een permanente basis.[29] Het is mogelijk, maar niet te bewijzen, dat deze cyclus van schrikkeljaren in het bijzonder werd gebruikt en begrepen voorafgaand aan Hillel omdat het de 19-jarige metonische cyclus volgt. Hillel baseerde zijn kalender “op mathematische en astronomische berekeningen [en niet zozeer op observaties]. Deze kalender, nog steeds in gebruik, standaardiseerde de lengte van maanden en de toevoeging van maanden in de loop van een cyclus van 19 jaar, zodat de maankalender samenvalt met de zonnejaren.”[30] Hij verklaarde een dertiende maand in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en in het 19e jaar van de 19-jarige cyclus.

Maar Hillel deed meer dan het bekend maken van een 19-jarige cyclus van intercalaties die naar alle waarschijnlijkheid altijd al werd gebruikt. Hij verplaatste ook de viering van de oude Sabbat van de 8e, 15e, 22e en 29e dag van de maanmaand naar elke zaterdag van de Juliaanse maanden. Deze verandering maakte nog een andere noodzakelijk: regels voor uitstel. Het veranderen van de wekelijkse Sabbat van de luni-solaire kalender naar de zaterdag wordt duidelijk geïmpliceerd door de behoefte aan uitstelregels die, voordat Hillel de kalender ‘vaststelde’, niet nodig waren. Volgens de Universal Jewish Encyclopedia, “is de Nieuwe maan nog steeds, en de Sabbat was oorspronkelijk, afhankelijk van de maancyclus.”[31] Toen zowel de Sabbat als de jaarlijkse feesten berekend werden aan de hand van de luni-solaire kalender, waren regels voor uitstel onnodig. Het is alleen wanneer de jaarlijkse feesten met de ene kalender berekend worden en de wekelijkse Sabbat met een andere, dat er conflicten ontstaan en er regels van uitstel nodig zijn.

Regels van Uitstel

  1. Het Joodse Nieuwjaar, Feest van de Trompetten, mogen niet vallen op zondag, woensdag of vrijdag.
  2. Als de Nieuwe Maan (molad) voor de zevende maand in een gewoon jaar valt op zondag, woensdag of vrijdag, wordt de Nieuwe Maan uitgesteld tot de volgende dag.
  3. Als de molad van de zevende maand in een gewoon jaar valt op dinsdag om 3:204/1080 A.M. of later, wordt de Nieuwe Maan uitgesteld tot donderdag.
  4. Als in een gewoon jaar na een schrikkeljaar de molad van de zevende maand na 9.00 uur en 589/1080 delen op een maandagochtend plaatsvindt, wordt Nieuwe Maan uitgesteld tot dinsdag.

Zonder de regels van uitstel komen de jaarlijkse feesten in conflict met zaterdag. Bij voorbeeld, als het Feest van Trompetten (Nieuwe Maan van de zevende maand) op een zondag zou vallen, zou de laatste dag van het Feest van Tabernakels op een zaterdag vallen, de laatste dag van het feest. Vandaar de noodzaak voor de eerste en tweede regel van uitstel. De derde regel van uitstel verzekert dat het betreffende gewone jaar niet langer zal zijn dan 355 dagen. De vierde regel van uitstel garandeert dat een gewoon jaar dat volgt op een schrikkeljaar niet korter is dan 383 dagen.[32]

Deze “vaste” kalender is zeer gereglementeerd.

Er zijn exact veertien verschillende patronen die het Hebreeuwse jaar kan volgen, te onderscheiden door de lengte van het jaar en de dag van de week waarop Rosj Hasjana valt. Omdat de regels complex zijn, kan een patroon zich diverse malen herhalen in de loop van enkele jaren, en dan weer lange tijd niet meer voorkomen. Maar de Joodse kalender staat erom bekend extreem accuraat te zijn. Het “verliest” of “wint” geen tijd zoals sommige andere kalenders doen.[33]

Dit was een daad van overleving van Hillel II. Gedaan in antwoord op de brute vervolgingen van Constantijns zoon, Constantius.

Eigenhandig vernietigde de Patriarch de laatste band die de gemeenschappen, die verspreid waren over het Romeinse en Perzische rijk, verenigde met het Patriarchaat. Hij was bezorgder om de zekerheid van het voortbestaan van het Judaïsme dan voor de waardigheid van zijn eigen huis en gaf daarom de functies op waar zijn voorouders . . . zo bezorgd om geweest waren. De leden van het Synhedrion waren voorstanders van deze innovatie.[34]

Toen Hillel II de kalender “vastzette”, gaf hij, in zijn positie als President van het Sanhedrin, effectief toestemming aan de Joden om voor altijd in de toekomst op zaterdag te aanbidden.

Resultaat

 

Vandaag, bijna 1700 jaar later, hebben de actie van Constantijn en de daaruit resulterende reactie van Hillel II nog steeds invloed op honderden miljoenen mensen over de hele wereld.

• Katholieken aanbidden op zondag ter ere van de opstanding. Dit is in overeenstemming met de daad van Constantijn die de viering veranderde van een luni-solair-berekend Pascha naar het heidense, zonne-berekende Pasen.
• Joden aanbidden op zaterdag omdat de Talmoedische wet het houden van één dag op zeven rechtvaardigt wanneer men niet weet wanneer de ware Sabbat valt.
• De meeste Protestanten sluiten zich bij de Katholieken aan bij de eredienst op zondag, de eerste dag van de moderne Gregoriaanse week, ervan uitgaande dat het de dag van de opstanding is.
• Zaterdag-Sabbat houdende Protestanten aanbidden op zaterdag omdat het de zevende dag van de moderne week is en zij nemen aan dat aangezien de Joden op zaterdag aanbidden, het de Bijbelse Sabbat moet zijn.
• Moslims eren eveneens de heidense/pauselijke Gregoriaanse methode van calendering door op vrijdag naar de moskee te gaan voor het gebed.

 

Het is niet mogelijk om de ware zevende dag Sabbat te vinden door gebruik van de moderne Gregoriaanse kalender. Deze solaire kalender is niets meer dan een heidense methode van tijdsberekening. De vroege Juliaanse kalender was ingesteld door heidenen en voor heidenen. Deze werd officieel aangenomen voor kerkelijk gebruik tijdens het Concilie van Nicea. Later werd deze aangepast door Jezuïete astronoom Christopher Clavius, in opdracht van paus Gregorius XIII – vandaar de naam, Gregoriaanse kalender. Clavius bevestigde dat de Juliaanse kalender (en daarmee ook de Gregoriaanse kalender die hieruit voortkwam) gefundeerd is op het heidendom en geen enkele verbinding heeft met de Bijbelse kalender.

In zijn verklaring over de Gregoriaanse kalender gaf Clavius toe, dat wanneer de Juliaanse kalender geaccepteerd werd als de kerkelijke kalender, de Bijbelse kalender verworpen werd: “De Katholieke Kerk heeft de [Joodse] rite van het vieren van het Pascha/Pesach nooit gebruikt, maar heeft altijd tijdens haar viering de beweging van de maan[35] en zon waargenomen, en het was dus geheiligd door de oudste en meest heilige Pausen van Rome, maar ook bevestigd door het eerste Concilie van Nicea.”[36] De “oudste en meest heilige pausen van Rome” waarover hier wordt gesproken, verwijzen naar het heidense College van Pausen waarvan Constantijn, als Pontifex Maximus, het hoofd was.

Constantijn verlangde eenheid. Hij bereikte dit doel door oecumisme en het uitbannen van het gebruik van de Bijbelse kalender voor het herdenken van de dood van Yahushua. Hillel II verlangde het fysieke overleven van het Jodendom. Hij bereikte dit doel met een compromis tussen het heidendom en het aanpassen van de Bijbelse kalender. Het resultaat van deze handeling en zijn begeleidende reactie was de veronderstelling van de menigten dat zaterdag de Bijbelse Sabbat is en zondag de dag waarop de Verlosser was opgewekt. Aldus hebben Christenen en Joden hun aanbiddingsdagen berekend aan de hand van de heidense zonnekalender, de ware Sabbat van Yahuwah negerend.

Niemand die verlangt de Schepper op Zijn Heilige Sabbat te aanbidden zal zijn aanbiddingsdagen berekenen met dit verwoesting brengend afgodsbeeld dat Yahuwah onteert en de ziel verwoest. Alleen de luni-solaire kalender van de Schepping kan aangeven wanneer de ware Sabbat zich voordoet. Veeg de tradities van de mens van tafel. Accepteer alleen het woord van Yahuwah en aanbid Hem via Zijn verordende methode van tijd bijhouden.


[1] Deze titel, nu door de paus opgeëist, komt uit het oude Rome. De Pontifex Maximus was de hoogste priester van het College van Pontifs/Pausen uit de heidense Romeinse religie. Het was zowel een religieuze als politieke functie.

[2] New Catholic Encyclopedia, Vol. 4, pp. 179-181. Diverse inscripties als opgenomen in Corpus Inseriptionum Latinarum, 1863 ed., Vol. 2, p. 58, #481; “Constantine I”, New Standard Encyclopedia, Vol. 5. Zie ook Christopher B. Coleman, Constantine the Great and Christianity/Constantijn de Grote en het Christendom, p. 46.

3] Zie Robert L. Odom, Sunday in Roman Paganism, “The Planetary Week in the First Century B.C.”

[4] P. Brind'Amour, Le Calendrier romain: Recherches chronologiques, 256–275.

[5] https://en.wikipedia.org/wiki/Roman_calendar#Nundinal_cycle

[6] Eviatar Zerubavel, The Seven-day Circle, p. 46, emphasis supplied.

[7] Franz Cumont, Textes et Monumnets Figures Relatifs aux Mysteres de Mithra, Vol. I, p. 112, emphasis supplied.

[8] E. Diehl, Inscriptiones Latinae Christianae Veteres, Vol. 2, p. 193, No. 3391. Zie ook J. B. de Rossi, Inscriptiones Christianac Urbis Romae, Vol. 1, part 1, p. 18, No. 11.

J. B. de Rossi,

[9] Philip Schaff, History of the Christian Church, Vol. III, p. 380, emphasis supplied.

[10] Tegen die tijd hadden de heidense Christenen in het westen de zondag al lang vereerd als de dag van Yahushua's opstanding.

[11] J. Westbury-Jones, Roman and Christian Imperialism, p. 210, emphasis supplied.

[12] Michael I. Rostovtzeff, The Social and Economic History of the Roman Empire, p. 456.

[13] Odom, op. cit., p. 188, emphasis supplied.

[14] Eusebius, Church History, Book V, Chapter 23, v. 1, emphasis supplied.

[15] Ibid., v. 2.

[16] Ibid., Chapter 24, v. 1-4, 6, emphasis supplied.

[17] Ibid., v. 9.

[18] Michael I. Rostovtzeff, The Social and Economic History of the Roman Empire, p. 456.

[19] Heinrich Graetz, History of the Jews, (Philadelphia: The Jewish Publication Society of America, 1893), Vol. II, pp. 563-564, emphasis supplied.

[20] eLaine Vornholt & Laura Lee Vornholt-Jones, Calendar Fraud, “Biblical Calendar Outlawed,” emphasis supplied.

[21] Rostovtzeff, op. cit., p. 456.

[22] David Sidersky, Astronomical Origin of Jewish Chronology, p. 651, emphasis supplied.

[23] Grace Amadon, “Report of Committee on Historical Basis, Involvement, and Validity of the October 22, 1844, Position”, Part V, Sec. B, pp. 17-18, Box 7, Folder 1, Grace Amadon Collection, (Collection 154), Center for Adventist Research, Andrews University, Berrien Springs, Michigan.

[24] Tertullian,Apologia, chap. 16, in J. P. Migne, Patrologiæ Latinæ, Vol. 1, cols. 369-372; standard English translation in Ante-Nicene Fathers, Vol. 3, p. 31.

[25] Vornholt, op. cit., “Changing the Calendar: Papal Sign of Authority.”

[26] Leslie Hardinge, Ph.D., The Celtic Church in Britain, p. 76. Christenen in Schotland bleven Pascha berekenen aan de hand van de Bijbelse kalender tot zij een Rooms Katholieke koningin kregen in de elfde eeuw.

[27] http://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/526875/jewish/The-Jewish-Year.htm

[28] Overgenomen uit The Jewish Encyclopedia, “Calendar, History of,” http://jewishencyclopedia.com/articles/3920-calendar-history-of, emphasis supplied.

[29] Voor uitleg hoe de rabijnse kalender van Hillel II wordt berekend, http://www.jewfaq.org/calendr2.htm.

[30] Judaism 101, "Jewish Calendar," www.jewfaq.org

[31] Universal Jewish Encyclopedia, "Holidays," p. 410.

[32] http://www.ironsharpeningiron.com/postponements2.htm

[33] http://www.chabad.org/library/article_cdo/aid/526875/jewish/The-Jewish-Year.htm

[34] Graetz, op. cit., Vol. II, p. 573.

[35] “Pasen is een verplaatsend feest, wat betekent dat het niet elk jaar op dezelfde datum valt. Hoe wordt de datum van Pasen berekend? Het Concilie van Nicea (325 na Chr.) plaatste de datum voor Pasen op de zondag na de volle maan van Pascha, die valt op of na de vernal (lente) equinox..” (http://catholicism.about.com/od/holydaysandholidays/f/Calculate_Date.htm)

[36] Christopher Clavius, Romani Calendarii A Gregorio XIII P.M. Restituti Explicato, p. 54.